fbpx

FAQ aanbestedingsrecht

Ik wil meedoen met een aanbesteding, maar er kloppen dingen niet in de aanbestedingsstukken. Wat nu?

Het is belangrijk om fouten zo snel mogelijk aan te kaarten, zodat de aanbestedende dienst die kan corrigeren met zo min mogelijk consequenties voor het verdere verloop van de aanbestedingsprocedure. Check ook de inschrijvingsleidraad / het beschrijvend document. Meestal bevat dit document een voorgeschreven route voor als u fouten constateert. Dit geldt ook bij onduidelijkheden. Gebruikelijk is dat de aanbestedingsstukken voorzien in vragenrondes met daaropvolgende nota’s van inlichtingen waarin de vragen worden beantwoord, waarvan alle (potentiële) inschrijvers kennis kunnen nemen. Het is handig om  vragen te stellen als er fouten staan in de stukken, én het kan zich later ook tegen u keren als u dat niet op tijd heeft gedaan.

De aanbestedende dienst stelt onredelijke eisen in de aanbestedingsstukken. Kan ik iets doen?

In de basis is het aan een aanbestedende dienst om te bedenken wat hij nodig heeft, en wat hij dus van de markt wil vragen. Daarin mag een aanbestedende dienst echter niet doorschieten, het moet wel proportioneel blijven. Worden er te zware eisen gesteld, dan is de eerste stap om hier vragen over te stellen via de Nota van Inlichtingen. Leg de aanbestedende dienst uit waarom de eis onredelijk is, en laat zien welke eis wél redelijk zou zijn. Blijft de aanbestedende dienst koppig? Overweeg dan het indienen van een klacht, vóór inschrijving. Als de eis écht onredelijk is (lees: in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel) dan kan een rechter eventueel ingrijpen. Ook dan zal er in veel gevallen vóór inschrijving moeten worden geprocedeerd.

We zijn iets vergeten toe te voegen aan de inschrijving, maar de deadline is verstreken. Valt er nog iets te repareren?

Ai, in de meeste gevallen is er niets meer aan te doen. Alle inschrijvers moeten namelijk gelijke kansen krijgen. Als de aanbestedende dienst één inschrijver ruimte voor herstel biedt, leidt dit al snel tot een schending van het gelijkheidsbeginsel. Toch is het zinnig om even goed te kijken naar uw specifieke situatie. Soms bieden de aanbestedingsstukken namelijk wél ruimte voor een oplossing. Ook in geval van een eenvoudige precisering of herstel van een kennelijke materiële fout, is er soms een kans. Bel dus vooral even om te overleggen, misschien kunnen wij nog wat voor u doen!

Ik heb een aanbesteding gewonnen, maar de aanbestedende dienst heeft besloten de aanbesteding in te trekken. Kan dat zomaar?

Wat een pech. Zolang de opdracht niet definitief aan u is gegund, heeft de aanbestedende dienst in principe het recht om de aanbesteding in te trekken. De aanbestedende dienst is wel verplicht om in dit geval te laten weten waaróm dit besluit is genomen en hij moet bij het besluit de beginselen van gelijke behandeling en transparantie in acht nemen. De aanbestedende dienst mag de aanbesteding dus niet intrekken omdat hij liever geen zaken met u doet. U heeft de mogelijkheid om bezwaar te maken bij de rechter tegen het besluit om de aanbestedingsprocedure in te trekken. Neem vooral contact op met een van onze aanbestedingsrechtadvocaten om te bespreken of dat in uw specifieke geval zinvol kan zijn. Overigens gelden strenge eisen als de opdracht vervolgens opnieuw wordt aanbesteed; dat mag in de meeste gevallen alleen als de aanbesteder de voorwaarden van de opdracht “wezenlijk” wijzigt. Het is dus aan te raden om op de hoogte te blijven van de nieuwe plannen van de aanbestedende dienst.

Wat zijn de minimale eisen waaraan een (voorlopige) gunningsbeslissing moet voldoen?

De mededeling van de gunningsbeslissing moet vermelden aan welke inschrijver(s) de aanbestedende dienst de opdracht wil gunnen en binnen welke termijn inschrijvers bezwaar kunnen aantekenen. Daarnaast moet de aanbestedende dienst de keuze voor een bepaalde inschrijver in de gunningsbeslissing motiveren, door ten minste de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving te benoemen. In grote lijnen moet deze uitleg voldoende informatie bieden zodat u kunt begrijpen waarom u verloren heeft en een reële inschatting kunt maken of het starten van een kort geding zin zou kunnen hebben. Valt er aan de motivering van de gunningsbeslissing geen touw vast te knopen én heeft u verloren? Dan is dat zeker reden om eens met een van onze advocaten te bellen, misschien kunnen wij wel iets voor u betekenen.

Ik ben het niet eens met de gunningsbeslissing. Wat kan ik doen?

De aanbestedende dienst mag niet direct tot definitieve gunning overgaan en met de winnaar een overeenkomst sluiten. Er geldt een soort wachttijd en in die tijd heeft u de mogelijkheid om te besluiten of u iets tegen de gunningsbeslissing wilt doen. Zo kunt u een klacht of bezwaar indienen, een procedure bij de Commissie van Aanbestedingsexperts beginnen, of een kort geding bij de rechtbank starten. Als u tijdig een kort geding aanhangig maakt, mag de aanbestedende dienst niet definitief gunnen totdat het vonnis is uitgesproken. Wij denken graag met u mee wat in uw geval de beste tactiek is.

Wat is de termijn voor het aanspannen van een kort geding in het aanbestedingsrecht?

Op deze vraag is een feitelijk en een praktisch antwoord te geven. Feitelijk is de termijn meestal 20 dagen, soms korter, soms langer. In sommige procedures is 20 dagen ook het wettelijke minimum. Check vooral wat de aanbestedingsstukken en de gunningsbeslissing hierover schrijven. Praktisch is de termijn meestal… héél kort. In een dikke twee weken moet u zich de beoordeling eigen maken, besluiten al dan niet een advocaat in te schakelen, een tactische/inhoudelijke/juridische afweging maken, de rechtbank om een datum vragen, én er moet een flink processtuk (dagvaarding) worden opgesteld. Hoeveel haast er ook is: de advocaten van ScheerSanders zijn snel, brengen rust en genieten hier nog van ook.

Hoeveel kost het voeren van een kort geding in een aanbesteding?

Dit is een heel begrijpelijke vraag, als ondernemer moet u immers de kosten kunnen afwegen tegen de eventuele baten! De advocaten van ScheerSanders brengen daarom meestal eerst een kort en goed betaalbaar advies uit of het überhaupt zin heeft te procederen. Als onderdeel van dat advies maken wij voor u een grove inschatting van de kosten van een procedure. Hoewel we u graag al in deze FAQ een concreet antwoord zouden geven, hangt de kosteninschatting af van onder andere het aantal gronden van bezwaar, hoe evident de gronden zijn en de omvang van de aanbestedingsstukken. Ook denken we in ons advies altijd met u mee of er ook ‘tussenoplossingen’ zijn, zoals eerst (alleen) het opstellen van een briefje om uw bezwaren bij de aanbestedende dienst kenbaar te maken.

Hoe verloopt de procedure van een kort geding in het aanbestedingsrecht?

Meestal start een verliezende inschrijver het kort geding. Er wordt een concept dagvaarding opgesteld, op basis waarvan de rechtbank een datum voor een zitting prikt. Vervolgens bezorgt een deurwaarder de finale versie van de dagvaarding bij de aanbestedende dienst (‘betekenen’). De aanbestedende dienst kan op schrift op de dagvaarding reageren en mondeling op zitting. Soms haken andere inschrijvers bij de procedure aan (door zich te ‘voegen’ of door ‘tussen te komen’). Er kunnen ook parallelle procedures worden gevoerd door verschillende verliezende inschrijvers. Na de zitting volgt meestal na twee tot drie weken uitspraak.

Wat gebeurt er na een uitspraak in een kort geding in het aanbestedingsrecht?

Dat hangt helemaal af van wat de rechter bepaalt. In grote lijnen kan de aanbesteding of worden gestaakt, of doorgaan. Soms moet een aanbestedende dienst de inschrijvingen opnieuw beoordelen en het kan zo zijn dat de hele aanbesteding opnieuw moet worden gedaan (heraanbesteding). Er zijn ook allerlei meer creatieve tussenvarianten mogelijk, onder andere afhankelijk van wat de eisende advocaat de rechtbank verzoekt. Hoewel de uitspraak formeel slechts een voorlopige uitspraak is, wordt er meestal daarna geen bodemprocedure meer gevoerd.

FAQ arbeidsrecht

De ketenregeling: Hoeveel tijdelijke contracten kan een werkgever met een werknemer sluiten?

Ketenregeling
Een werkgever kan een werknemer:

  • maximaal 3 tijdelijke contracten geven;
  • niet langer dan 3 jaar tijdelijk in dienst nemen.

Gaat de werkgever een vierde arbeidsovereenkomst met de werknemer aan? Of werkt de werknemer langer dan 3 jaar voor de werkgever op basis van tijdelijke contracten? Dan is de werknemer automatisch vast in dienst. Dit heet de ketenregeling.

Pauze van 6 maanden
Heeft de werknemer langer dan 6 maanden tussen de tijdelijke contracten ergens anders gewerkt? Dan begint de telling opnieuw.

Uitzonderingen
De ketenregeling geldt niet voor iedereen en in alle situaties. De ketenregeling is niet van toepassing op o.a. werknemers jonger dan 18 jaar die maximaal 12 uur per week werken, werknemers die een BBL-opleiding volgen, invalkrachten op een basisschool en werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Ook kunnen er in een cao afwijkende regels staan. Met uitzendkrachten kunnen bijvoorbeeld meer en langer tijdelijke contracten worden gesloten.

De aanzegverplichting: wanneer en hoe moet een werkgever aan de werknemer laten weten of zijn tijdelijke contract wordt verlengd?

Aanzegverplichting
Een werkgever moet uiterlijk 1 maand voor het einde van het tijdelijke contract schriftelijk aan de werknemer laten weten of hij het contract verlengt. Dit heet aanzeggen.
​​Een aanzegging tijdens een gesprek met de werknemer is niet voldoende. De werkgever moet de aanzegging schriftelijk bevestigen, bijvoorbeeld in een brief, email of via een whatsapp-bericht.

Uitzonderingen
Deze verplichting geldt niet als:

  • de aanzegging al in het contract is opgenomen;
  • als het contract korter dan 6 maanden duurt;
  • als er geen einddatum in het tijdelijke contract staat; of
  • als er een uitzendovereenkomst met een uitzendbeding is gesloten.

Stilzwijgende verlenging
Zegt de werkgever niet aan, terwijl hij daartoe wel verplicht is, en werkt de werknemer door, dan is het tijdelijke contract automatisch ‘stilzwijgend’ verlengd. Het nieuwe contract wordt weer voor dezelfde tijd aangegaan, maar duurt maximaal 1 jaar.

De aanzegvergoeding: hoe hoog is de aanzegvergoeding, als de werkgever niet of niet op tijd laat weten of hij het tijdelijke contract van de werknemer verlengt?

Aanzegvergoeding
Een werkgever moet een werknemer met een tijdelijk contract uiterlijk 1 maand voor het einde van het contract schriftelijk laten weten of hij het contract verlengt. Doet hij dit helemaal niet, niet op tijd of niet schriftelijk, dan heeft de werknemer recht op een aanzegvergoeding.

Als de werkgever de werknemer niets of niet schriftelijk over een verlenging heeft laten weten, dan bedraagt de aanzegvergoeding 1 maandsalaris. Is de werkgever te laat met aanzeggen, dan heeft de werknemer recht op een vergoeding van zijn salaris voor iedere dag dat de werkgever te laat was.

Procedure bij de kantonrechter 
Een werknemer moet uiterlijk 2 maanden na het einde van het contract een verzoekschrift bij de kantonrechter indienen, als de werkgever weigert om de vergoeding te betalen.

Ontslag: welke reden moet de werkgever geven om een werknemer te ontslaan?

Gronden voor ontslag
Als een werkgever een werknemer wil ontslaan, moet de werkgever daarvoor één van de volgende redenen hebben:

  1. de werkgever heeft een bedrijfseconomische reden: de werkgever wil bijvoorbeeld reorganiseren of het gaat financieel slecht met de werkgever;
  2. de werknemer is langer dan 2 jaar ziek;
  3. de werknemer is te vaak ziek;
  4. de werknemer functioneert niet goed;
  5. de werknemer heeft zich ernstig misdragen;
  6. de werknemer kan vanwege een gewetensbezwaar zijn werk niet doen;
  7. de arbeidsverhouding tussen de werkgever en werknemer is verstoord;
  8. een andere reden, zoals het ontbreken van een werkvergunning;
  9. een combinatie van de redenen genoemd in 1 t/m 8.

Herplaatsing
De werkgever moet altijd eerst onderzoeken of de werknemer ander werk voor de werkgever kan doen, bijvoorbeeld een andere of lagere functie. Alleen als de werknemer zich ernstig heeft misdragen, is dat niet nodig.

Ontslag: wanneer heeft een werkgever toestemming van het UWV of de kantonrechter nodig om een arbeidscontract te beëindigen?

Toestemming voor ontslag van het UWV of de kantonrechter
Voordat de werkgever de werknemer kan ontslaan, heeft de werkgever eerst toestemming nodig. Voor ontslag vanwege een bedrijfseconomische reden of als de werknemer langer dan 2 jaar ziek is, moet de werkgever toestemming aan het UWV vragen. Voor alle andere redenen moet de werkgever de kantonrechter vragen om in te stemmen met het ontslag.

Geen toestemming nodig voor ontslag
Een werkgever heeft geen toestemming van het UWV of de kantonrechter nodig, als:

  • de werknemer instemt met het ontslag, bijvoorbeeld door middel van het sluiten van een vaststellingsovereenkomst;
  • als het tijdelijke contract van de werknemer afloopt;
  • als de werkgever de werknemer in de proeftijd ontslaat;
  • als de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;
  • als de werkgever de werknemer op staande voet ontslaat.
De opzegtermijn bij ontslag: welke opzegtermijn is van toepassing?

Opzegtermijn van de werkgever
Als een werkgever een werknemer ontslaat, moet de werkgever rekening houden met de opzegtermijn. Staat er niets over een opzegtermijn in het arbeidscontract of de toepasselijke cao, dan geldt de wettelijke opzegtermijn. De duur van de opzegtermijn hangt af van de lengte van het dienstverband:

  • 1 maand, als de werknemer korter dan 5 jaar in dienst is of de AOW-gerechtigde leeftijd heeft;
  • 2 maanden, als de werknemer tussen 5 en 10 jaar in dienst is;
  • 3 maanden, als de werknemer tussen 10 en 15 jaar in dienst is;
  • 4 maanden, als de werknemer 15 jaar of langer in dienst is.

Opzegtermijn van de werknemer
Als de werknemer zijn baan wil opzeggen, geldt een opzegtermijn van 1 maand, tenzij daarover in het arbeidscontract of de cao iets anders is afgesproken. In dat geval mag de opzegtermijn voor de werknemer maximaal 6 maanden zijn, zolang de opzegtermijn voor de werkgever het dubbele bedraagt. Dus, als de opzegtermijn voor de werknemer bijvoorbeeld 3 maanden is, dan is de opzegtermijn voor de werkgever 6 maanden.

De opzegtermijn bij ontslag: wanneer begint de opzegtermijn?

Begin van de opzegtermijn
Tenzij in het arbeidscontract een andere dag is afgesproken, moet een arbeidscontract ‘tegen het einde van de maand’ worden opgezegd. Dat betekent dat de opzegtermijn op de eerste dag van de maand begint, nadat de werkgever of de werknemer het arbeidscontract opzegt.

Een voorbeeld
Een werknemer heeft 8 jaar bij een werkgever gewerkt. Omdat er in de arbeidsovereenkomst en de cao geen opzegtermijn is opgenomen, geldt de wettelijke opzegtermijn. De opzegtermijn is in dit geval 2 maanden, omdat de werknemer tussen de 5 en 10 jaar in dienst is. Als de werkgever het arbeidscontract op 15 maart opzegt, dan begint de opzegtermijn op 1 april. Het dienstverband eindigt dus op 31 mei.

De opzegtermijn bij ontslag: welke vergoeding is verschuldigd als de werkgever of werknemer de onjuiste opzegtermijn in acht neemt?

Gefixeerde schadevergoeding
Als een werkgever zich niet aan de toepasselijke opzegtermijn houdt en het arbeidscontract eerder opzegt, dan moet de werkgever aan de werknemer het loon betalen voor de duur van de opzegtermijn. Andersom geldt hetzelfde. Als de werknemer te vroeg opzegt, kan de werkgever het salaris van de werknemer vorderen.

Een voorbeeld
Een werknemer heeft 8 jaar bij een werkgever gewerkt. De werkgever zegt het arbeidscontract op 15 maart op, maar houdt ten onrechte rekening met een opzegtermijn van 1 maand in plaats 2 maanden. Het dienstverband eindigt dan op 30 april, maar de werknemer heeft nog recht op vergoeding van zijn salaris voor de maand mei.

Procedure bij de kantonrechter
Er moet uiterlijk 2 maanden na het einde van het contract een verzoekschrift bij de kantonrechter worden ingediend, als de andere partij weigert om de vergoeding te betalen.

De transitievergoeding: wanneer moet een werkgever een transitievergoeding aan de werknemer betalen?

De transitievergoeding
Een werkgever moet een transitievergoeding aan de werknemer betalen, als de werkgever het initiatief neemt om het contract met de werknemer te beëindigen. Ook als de werkgever besluit om een tijdelijk contract niet te verlengen, moet de werkgever de transitievergoeding betalen.

Uitzonderingen
Een werknemer kan geen aanspraak maken op een transitievergoeding:

  • als hij zelf het initiatief neemt om uit dienst te gaan (tenzij de werkgever zich zodanig heeft misdragen dat de werknemer geen andere keuze heeft);
  • als hij jonger dan 18 jaar is en maximaal 12 uur per week werkt;
  • als hij de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;
  • als de werknemer zich ernstig heeft misdragen;
  • als de werkgever failliet is.
De transitievergoeding: hoe hoog is de transitievergoeding?

Hoogte van de transitievergoeding
De hoogte van de transitievergoeding bedraagt 1/3e van het laatstverdiende bruto maandsalaris per gewerkt jaar. Ook de gewerkte maanden en dagen tellen mee. Bij het bruto maandsalaris moet het vakantiegeld, de vaste eindejaarsuitkering of 13e maand en vergoedingen die de werkgever met de werknemer heeft afgesproken, zoals een overwerkvergoeding of bonus, worden opgeteld.

Een voorbeeld
Een werknemer is van 1 juli 2020 tot 31 december 2021 bij de werkgever in dienst geweest. Dat is dus 1 jaar en 6 maanden.

Het salaris bedroeg € 2.000 bruto per maand en de werknemer ontving 8% vakantiegeld. In totaal is het bruto maandsalaris dus € 2.160.

De transitievergoeding komt dan uit op:
1 jaar x € 2.160 x 1/3 = € 720
6 maanden x € 2.160 x 1/3 x 1/12 = € 360
€ 720 + € 360 = € 1.080 bruto.

FAQ gezondheidsrecht

Tuchtrecht: hoe verloopt een tuchtprocedure?

Schriftelijke start
De tuchtprocedure start met een schriftelijke klacht van de klager. Beklaagde, de zorgverlener, mag zich vervolgens schriftelijk verweren. Soms mogen beide partijen nog een ronde schriftelijk op elkaar reageren.

Mondeling vooronderzoek
Na het uitwisselen van schriftelijk stukken krijgen partijen de mogelijkheid hun stukken mondeling toe te lichten in het zogenoemde mondeling vooronderzoek. Partijen mogen daar overigens ook vanaf zien. Bij het vooronderzoek is meestal alleen de secretaris aanwezig. Deze secretaris is soms heel actief (stelt allerlei vragen, probeert achter de vraag achter de vraag te komen) en hoort soms het verhaal alleen even aan. Soms lukt het overigens om de klacht al tijdens het vooronderzoek op te lossen, waarna klager de klacht intrekt.

Raadkamer of openbare zitting
Na de schriftelijke ronde en het eventuele vooronderzoek verwijst de secretaris de klacht naar ofwel de raadkamer van het college, ofwel een openbare zitting.

De raadkamer is voor de zorgverlener goed nieuws: er volgt dan een oordeel van niet-ontvankelijkheid of ongegrondheid.

Op een openbare zitting worden beide partijen gehoord, en stelt het college meestal allerlei vragen aan beide partijen. In de regel ligt na de zitting binnen twee maanden de beslissing op de mat.

Tuchtrecht: wie mag een klacht indienen?

Tuchtklachten tegen BIG-geregistreerden mogen worden ingediend door:

  • de patiënt zelf;
  • mensen die op een andere manier rechtstreeks belanghebbend zijn (bijvoorbeeld omdat de zorgverlener specifiek met betrekking tot deze persoon iets verkeerds heeft gedaan);
    nabestaanden;
  • vertegenwoordigers, zoals ouders van minderjarigen (onder 16) of een curator;
  • collega’s van de zorgverlener;
  • de werkgever van de zorgverlener;
  • de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Tuchtrecht: moet ik een advocaat inschakelen bij mijn tuchtklacht?

Deze vraag krijgen wij geregeld, en het antwoord laat zich raden. Wij van WC-Eend adviseren immers WC-Eend.

Een advocaat wordt aangeraden
Toch adviseert zelfs ook de KNMG zorgverleners om bij een tuchtklacht een advocaat (of in ieder geval een jurist) in te schakelen. Een tuchtprocedure kent veel juridische haken en ogen, die wij als juristen nu eenmaal gemakkelijker doorzien. Dat begint al bij enkele belangrijke keuzes bij het opstellen van uw verweerschrift. Los van tactisch, kan het ook simpelweg prettig zijn als iemand meekijkt die het al vaker heeft meegemaakt én met een objectieve(re) bril naar de kwestie kijkt.

Vergeet ook vooral een eventuele rechtsbijstandverzekering niet (en het recht van vrije advocatenkeuze daarin). Nog niet overtuigd of wil u gewoon eens sparren over de klacht die tegen u is ingediend? Bel vooral, dan denken we vrijblijvend met u mee.

Tuchtrecht: welke maatregelen kan het tuchtcollege opleggen?

Als een klacht gegrond is, kan het tuchtcollege verschillende maatregelen opleggen. Van licht naar zwaar zijn dit:

  • een waarschuwing;
  • een berisping;
  • een geldboete (tot maximaal € 4.500);
  • een (voorwaardelijke) schorsing van de inschrijving in het BIG-register (tot maximaal één jaar);
  • een gedeeltelijk beroepsverbod;
  • het opleggen van bijzondere voorwaarden om uw beroep te mogen blijven uitoefenen;
  • een doorhaling uit het BIG-register.
Kinderen in de spreekkamer: wie beslist?

Van 0 tot en met 11 jaar
Bij kinderen tot en met 11 jaar beslissen de ouders/voogden. Het kind heeft wel recht op informatie, die ook moet worden afgestemd op zijn/haar bevattingsvermogen.

Van 12 tot en met 15 jaar
Vanaf 12 is er voor een behandeling toestemming nodig van zowel het kind als de ouders/voogden.

Als het kind geen toestemming geeft, vindt de behandeling niet plaats. Ook niet als de ouders wél instemmen.

Andersom is het anders: als het kind instemt en ouders weigeren, kan in twee situaties de behandeling toch doorgang krijgen:

  • als het niet-behandelen tot een ernstig nadeel voor het kind kan zorgen (bijvoorbeeld een ernstig ziekteverloop);
  • als de behandeling een weloverwogen wens van het kind is (bijvoorbeeld het ondergaan van een abortus of het krijgen van een vaccinatie).

Vanaf 16 jaar
In Nederland is men eigenlijk pas vanaf 18 jaar volwassen. In de zorg is dat anders: een jongere beslist vanaf 16 jaar zelfstandig over zijn/haar behandeling.

Wie vertegenwoordigt mijn wilsonbekwame patiënt?

In het belang van de patiënt
Als de patiënt niet wilsbekwaam is in het nemen van beslissingen, moet een ander dat voor hem/haar doen. Die persoon moet handelen in het belang van de patiënt. Ook moet de vertegenwoordiger de patiënt zo veel mogelijk betrekken bij de beslissingen.

De vertegenwoordiger volgens de wet
De wet bevat een rijtje vertegenwoordigers. In de volgende rangorde zijn dat:

  1. de curator of mentor van de patiënt (als die (al) door de rechter is benoemd);
  2. een persoon die daartoe schriftelijk door de patiënt is aangewezen (ook wel: gemachtigd);
  3. de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de patiënt;
  4. familie, zijnde een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind van de patiënt (zonder interne volgorde). Overigens is dit er formeel altijd maar één.
Er gaat iets mis: is dit een incident of een calamiteit?

Waar gehakt wordt, vallen spaanders. In de zorg kan een fout echter vreselijke gevolgen hebben. Vaak rijst dan de vraag of sprake is van een incident of calamiteit.

Een incident
Bij een incident is er niet alleen iets niet goed gegaan, het is ook niet goed gedaan. Er ging iets (bijna) fout. Er is medicatie verwisseld of de verzorgende vergat een bedhekje te sluiten. Als de patiënt er schade van ondervindt, is er al snel sprake van een incident. Ook als er schade had kunnen optreden of als dat nog kan gaan gebeuren, is sprake van een incident. Bij een incident doet de zorgverlener een melding in het VIM-systeem, wordt het incident intern geanalyseerd en wordt er zo mogelijk van geleerd.

Een calamiteit
Een calamiteit is een incident met de dood tot gevolg of een “ernstig schadelijk gevolg” voor de patiënt. Wanneer is sprake van een ernstig schadelijk gevolg? Voor enige houvast: een val uit een ziekenhuisbed waardoor een hersteloperatie vereist is, is een calamiteit. De doseringsfout in de apotheek, waardoor een patiënt op de IC moet worden opgenomen, ook.
Na een calamiteit is de zorgaanbieder verplicht “onverwijld” melding te doen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Dit moet in ieder geval binnen drie werkdagen.

Hoe snel moet ik melding doen van een calamiteit?

Onverwijld
Na een calamiteit is de zorgaanbieder verplicht “onverwijld” melding te doen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Dit moet in ieder geval binnen drie werkdagen.

Bij twijfel
Twijfelt u of sprake is van een calamiteit? Dan heeft u eerst nog zes weken de tijd om dat te onderzoeken. Zodra tijdens die zes weken blijkt dat het een calamiteit is, meldt u binnen drie werkdagen. Is het na die zes weken nog steeds niet duidelijk of sprake is van een calamiteit, dan adviseren wij om een melding te doen. Daarmee voorkomt u een bestuurlijke boete, als zou blijken dat de IGJ het wél een calamiteit vindt.

Opstellen calamiteitenrapport
Na een melding krijgt u overigens in principe acht weken de tijd om over deze calamiteit een calamiteitenrapport op te stellen. Dat leest u ook in de ontvangstbevestiging die u van de IGJ krijgt, direct na het digitaal indienen van de calamiteitenmelding.

Mag ik via WhatsApp met mijn patiënt communiceren?

Autoriteit Persoonsgegevens
Strikt genomen mag dit niet, vanuit privacy-oogpunt. De Autoriteit Persoonsgegevens raadt het gebruik van WhatsApp door artsen stellig af: via WhatsApp gedeelde medische informatie kan in theorie namelijk naar een patiënt te herleiden zijn.

Artsenfederatie KNMG
De KNMG is milder. Van de KNMG mag het, zolang de informatie redelijkerwijs niet tot een patiënt te herleiden is. Wij adviseren: geen namen, geen gezichten op foto’s, geen data en geen tijd van afspraken. Wel adviseert de KNMG artsen om waar mogelijk een veiliger alternatief te kiezen. Voorbeelden die de KNMG noemt, zijn: Pidgin, Signal, Silent Phone, Silent Tekst en Telegram (secret chats).

Belangenafweging
Houd ook altijd de belangenafweging in het achterhoofd. Als het geen haast heeft, kies er dan voor een beveiligde e-mail te sturen. Heeft het juist haast en weet u zeker dat u via WhatsApp de patiënt nog op tijd kan bereiken? Dan valt die belangenafweging waarschijnlijk anders uit.

Moet een behandelingsovereenkomst schriftelijk worden vastgelegd?

Mondelinge overeenkomst
Nee, dat hoeft niet. Door met een patiënt (mondeling) een behandelrelatie aan te gaan, ontstaat de overeenkomst vanzelf. Die hoeft niet op schrift en hoeft niet te worden ondertekend.

Wettelijke rechten
Overigens staan ook al zonder contract veel rechten van de patiënt automatisch ‘op schrift’. Zo kan een arts de overeenkomst bijvoorbeeld niet zomaar opzeggen en heeft men als patiënt altijd recht op inzage in zijn/haar dossier. Dit gebeurt automatisch, op basis van de WGBO.

Ons advies
U kunt er als zorginstelling wel voor kiezen de behandelingsovereenkomst op schrift te stellen. Zeker bij electieve behandelingen waaronder cosmetische chirurgie is een schriftelijke behandelingsovereenkomst sterk te adviseren. Wij denken daar graag in mee.

Met welke collega-artsen mag ik gegevens over mijn patiënt delen?

Anoniem intercollegiaal overleg
Om goede zorg te kunnen verlenen, moet er soms met collega-artsen kunnen worden overlegd. Dergelijk intercollegiaal overleg kan meestal prima op geanonimiseerde basis.

Medebehandelaren
Soms zal een collega ook in het dossier willen kijken of een röntgenfoto met daarop de naam van de patiënt willen zien. Dit is alleen toegestaan als deze collega rechtstreeks bij de uitvoering van een behandelingsovereenkomst betrokken is. Alleen mede-behandelaren mogen dit dus zien. Voor alle anderen zal de patiënt eerst toestemming moeten geven.

Relevante informatie
Ook mag er alleen informatie met collega-artsen worden gedeeld die daadwerkelijk relevant is. Voor collegiaal advies over het één, is alle privacygevoelige informatie over het ander niet altijd nodig. Wij zijn ons ervan bewust dat deze (juridische) norm soms strenger is dan artsen denken. Wilt u over een praktijkvoorbeeld overleggen? Bel dan vooral even.

FAQ ondernemings- en contractenrecht

Welke rechtsvorm kan ik het beste kiezen voor mijn onderneming?

Omstandigheden
Welke rechtsvorm bij uw onderneming past, hangt af van uw wensen en de situatie waarin u zich bevindt. Zo is het bijvoorbeeld van belang of u alleen of samen met anderen aan de slag gaat en wat voor doel uw onderneming heeft. Het is ook relevant om na te gaan welke rechtsvorm qua belastingafdracht in uw situatie het meest voordelig is.

Aansprakelijkheid
Bedenk dat indien u een eenmanszaak opricht, u met uw privévermogen aansprakelijk bent voor schulden van uw onderneming. Als u er bijvoorbeeld voor kiest om een B.V. of een N.V. op te richten, dan is dat anders. In dat geval is er sprake van een zelfstandige entiteit met een afgescheiden vermogen en bent u slechts in uitzonderlijke gevallen aansprakelijk met uw privévermogen.

Wat is een holding B.V.? En is het verstandig om een holding B.V. op te richten?

Structuur
Een holding B.V. is een onderdeel van een zogenaamde holdingstructuur. Een holdingstructuur bestaat uit (ten minste) één B.V. waarin de belangrijkste en waardevolle bezittingen van de onderneming zijn ondergebracht, de zogenoemde holding B.V. en een werkmaatschappij.

Hiërarchie holding B.V.
Deze holding B.V. is binnen een holdingstructuur de eigenaar van de aandelen in de werkmaatschappij. De werkmaatschappij is een B.V. waarin de dagelijkse werkzaamheden van de onderneming plaatsvinden. Een ondernemer die een holdingstructuur opricht is eigenaar van de holding B.V. en de holding B.V. is op diens beurt weer eigenaar van de werkmaatschappij. Als de werkmaatschappij in de problemen komt en bijvoorbeeld failliet gaat, blijven de waardevolle bezittingen die zijn ondergebracht in de holding B.V. daarbuiten.

Wanneer moet ik een aandeelhoudersovereenkomst sluiten?

In een aandeelhoudersovereenkomst worden de afspraken en verhoudingen tussen aandeelhouders vastgelegd. Door een aandeelhoudersovereenkomst te sluiten, voorkomt u dat onduidelijkheid over de afspraken tussen partijen ontstaat. Door duidelijk vast te leggen wat de afspraken zijn, voorkomt u in veel gevallen dat onenigheid over de koers van de onderneming ontstaat.

Een aandeelhoudersovereenkomst kan zonder tussenkomst van een notaris worden gesloten. In zo’n overeenkomst kunt u onder meer afspraken maken over besluitvorming, informatievoorziening, toetreden en vertrek van aandeelhouders.

Hoe zit het met mijn aansprakelijkheid als bestuurder van een B.V./N.V.?

In principe is de bestuurder niet persoonlijk aansprakelijk
Als uitgangspunt geldt dat een bestuurder van een B.V. of N.V. niet persoonlijk aansprakelijk is voor schulden van de rechtspersoon. In bijzondere gevallen kan een bestuurder toch aansprakelijk zijn jegens de rechtspersoon waarvan hij bestuurder is (interne aansprakelijkheid) of jegens derden (externe aansprakelijkheid).

Uitzonderingen
Van aansprakelijkheid jegens de rechtspersoon zelf kan sprake zijn als blijkt dat een bestuurder zijn taken onbehoorlijk heeft vervuld. Jegens derden kan een bestuurder aansprakelijk zijn als hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Ik ben van plan om op korte termijn een contract aan te gaan. Tot wanneer kan ik de onderhandelingen over dat contract afbreken?

Het antwoord op deze vraag hangt af van het stadium waarin de onderhandelingen zich bevinden. In beginsel geldt dat partijen onderhandelingen mogen afbreken zolang zij rekening hebben gehouden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Als er overeenstemming bestaat over de belangrijkste onderdelen van het contract, dan kan het afbreken van de onderhandelingen soms niet meer zijn toegestaan. Dat wil zeggen: niet zonder dat u gehouden bent een vergoeding te betalen.

Waar moet ik op letten bij het sluiten van een contract?

Inhoudelijke afspraken
Het belangrijkste is dat u in uw contracten duidelijk omschrijft wat voor product of dienst u aanbiedt, wat de prijs daarvan is en wanneer een klant over een product of een dienst kan beschikken. Daarnaast is het belangrijk dat u denkt aan de duur van het contract, een eventuele opzegtermijn, gevolgen van het niet nakomen van overeengekomen verplichtingen en de afhandeling van geschillen.

Financiële afspraken
Ook aan financieel-technische zaken moet worden gedacht. Zo is het verstandig om een betalings- en incassotermijn overeen te komen. Ook kan het raadzaam zijn om garanties in het contract op te nemen.

Hoe kan ik contracten met andere ondernemingen ontbinden?

In de wet is geregeld dat een overeenkomst onder bepaalde omstandigheden kan worden ontbonden. Van zo’n ontbinding kan pas sprake zijn als een partij tekortschiet in het nakomen van de verplichtingen. Voor een algehele ontbinding van de overeenkomst is het vereist dat de tekortkoming in verhouding staat tot de ontbinding: er mag dus niet van een heel geringe tekortkoming sprake zijn.

Daarnaast geldt dat de wet vereist dat:

  • nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is; of
  • dat de wederpartij in verzuim is.

Van verzuim is sprake als een fatale termijn is overschreden, wanneer een partij in gebreke is gesteld, of als de wederpartij zelf aangeeft dat hij niet zal nakomen (of als dat uit zijn mededelingen is op te maken).

Als aan alle voorwaarden is voldaan, kan een contract worden ontbonden. Dat kan via de rechter, maar het doen van een mededeling over de ontbinding is ook voldoende.

Ben ik verplicht te betalen als mijn contractpartij laat weten dat hij nog niet kan leveren?

Over het algemeen geldt dat een verkoper als eerst moet presteren en dat een koper pas na die levering betaalt. Het is mogelijk hierover andere afspraken te maken, in dat geval gelden die afspraken. Het is voor een verkoper niet eenzijdig mogelijk om, als eerst is afgesproken dat pas ná levering zou worden betaald, op zo’n afspraak terug te komen en te eisen dat al voor levering wordt betaald. In goed overleg kunnen partijen alternatieve afspraken maken, maar een verplichting om van een oorspronkelijke betalingsregeling af te wijken, bestaat er niet.

Kan ik ook een beroep doen op mondelinge afspraken die ik heb gemaakt?

Ja, ook mondelinge afspraken zijn rechtsgeldig. Het lastige is echter dat mondelinge afspraken moeilijker te bewijzen zijn en daardoor in rechte moeilijker afdwingbaar zijn. In een gerechtelijke procedure zal de partij die zich op de gevolgen van de mondelinge overeenkomst beroept, moeten bewijzen dat die overeenkomst is aangegaan en zal die partij ook moeten aantonen wat de inhoud daarvan is. Zulk bewijs kan bijvoorbeeld worden geleverd door getuigen of door (vooraf goedgekeurde) opnames van gesprekken.

FAQ erfrecht

Hoe weet ik of ik erfgenaam ben?

In de wet (boek 4, wetboek erfrecht) is opgenomen wie de erven van de overledene (de erflater) zijn. Dat zijn wettelijke erfgenamen.

Er zijn vier groepen. Kort gezegd wordt eerst gekeken of er een langst levende echtgenoot en kinderen van de erflater zijn. Zijn die er niet, dan erven de ouders en broers/zussen (of hun afstammelingen). Als er in die groep ook geen erfgenamen zijn, erven de grootouders en als laatste overgrootouders.

Er kunnen geen erfgenamen zijn uit meerdere groepen. Je kijkt pas naar een latere groep, als je in de groep ervóór geen erfgenamen/erfgenaam hebt. Als er binnen de groep iemand overleden is voordat de erflater overlijdt, komen de afstammelingen van de vooroverledene in diens plaats.

Je kunt ook als erfgenaam opgenomen zijn in een testament dat de overledene heeft laten opstellen. Je bent dan testamentair erfgenaam. Meestal word je door de notaris geïnformeerd dat je erfgenaam bent.

Hoe weet ik of iemand een testament heeft?

Testamenten worden geregistreerd in het Centraal TestamentenregisterPas na het overlijden kun je met de juiste gegevens bij het register opvragen of er een Nederlands testament bekend is. Als dat zo is, hoor je bij welke notaris het testament is opgesteld. Daar kun je het testament dan opvragen. Het register heeft dus geen kopie van het testament. Een notaris kan deze informatie ook voor je opvragen. Buitenlandse testamenten worden dus niet geregistreerd bij het CTR.

Kan ik zelf een testament opstellen?

Een rechtsgeldig testament kun je in Nederland laten opstellen bij een notaris. Het testament ligt vast in een notariële akte en wordt geregistreerd bij het Centraal Testamentenregister. Daarnaast kun je een testament in een onderhandse akte opstellen (een depot testament). Deze akte moet je laten registreren bij de notaris.

Een codicil kun je wel zelf opstellen. Bij codicil kun je – kort gezegd – specifieke goederen aan een persoon vermaken of je wensen over je uitvaart opnemen. Een codicil moet handgeschreven zijn, voorzien zijn van een datum en een handtekening. Belangrijk is wel dat het codicil na je overlijden bekend wordt. Je kunt een codicil aan een notaris in bewaring geven. Je kunt je erfgenamen ook laten weten dat je een codicil hebt gemaakt.

Is er altijd een executeur-testamentair betrokken bij een erfenis?

Er kan alleen een executeur-testamentair betrokken zijn bij een erfenis als er een testament is opgemaakt én in dat testament een executeur-testamentair is aangewezen. Je hoeft niet als executeur-testamentair op te treden als je dat niet wilt. Je kunt dat dus weigeren.

Als degene die aangewezen is tot executeur-testamentair weigert deze taak op zich te nemen, komt te overlijden of wordt ontslagen, kan er alleen een nieuwe executeur-testamentair worden benoemd als die mogelijkheid in het testament is opgenomen.

Mijn vader/moeder heeft mij onterfd. Heb ik als kind recht op mijn kindsdeel?

Als je ouder je bij testament (deels) heeft onterfd, kun je een beroep doen op de legitieme portie (ook wel kindsdeel in de volksmond genoemd). Deze legitieme portie is grofweg de helft van dat wat je geërfd zou hebben als je niet onterfd was. Let op: je hebt alleen een vordering in geld en dus geen recht op spullen.

Als een legitieme portie berekend moet worden, zijn ook schenkingen die de erflater heeft gedaan van belang. De berekening van het bedrag dat je kunt vorderen van de nalatenschap is dus niet zo makkelijk als die lijkt.  Het is verstandig je hierover te laten informeren door een notaris of deskundig advocaat.

FAQ internationale kinderontvoering

Mijn ex-partner heeft ons kind zonder mijn toestemming naar het buitenland meegenomen. Wat moet ik nu doen?

Iedere situatie is weer anders. In elke zaak geldt wel dat snelheid een belangrijke factor is. Algemene informatie kun je vinden op de website van de rijksoverheid. Het Centrum Internationale Kinderontvoering geeft veel informatie en kan je als ouder adviseren (www.kinderontvoering.org).

Een gespecialiseerd advocaat, zoals Augusta van Haga van ScheerSanders Advocaten, kan advies-op-maat geven. Wat is er (nog) mogelijk in Nederland? Of moet je je richten op het buitenland en contact opnemen met een buitenlandse advocaat? Belangrijk voor het advies is bijvoorbeeld te weten wie er (ouderlijk) gezag heeft, in welk land jullie kind nu verblijft en of er nog contact is (geweest) met de ex-partner en/of jullie kind.

Ik heb toch geen toestemming nodig van de andere ouder om naar Nederland terug te keren, als mijn kinderen en ik de Nederlandse nationaliteit hebben?

Of jij en de kinderen de nationaliteit hebben van het land waar je naar terug wilt keren, is niet bepalend voor de vraag of je toestemming van de andere ouder nodig hebt. Ook als je terugkeert naar het land waar jij en/of de kinderen de nationaliteit van hebben, kan er sprake zijn van internationale kinderontvoering.

Belangrijk is te weten of je alleen ouderlijke verantwoordelijkheid (gezag) hebt over de kinderen, of de andere ouder wat te zeggen heeft over de gewone verblijfplaats van de kinderen. En wat de gewone verblijfplaats is van de kinderen.

Laat je dus voordat je vertrekt goed informeren door een gespecialiseerd advocaat, zoals Augusta van Haga van ScheerSanders Advocaten of neem contact op met het Centrum Internationale Kinderontvoering (www.kinderontvoering.org).

Moet ik meewerken aan vrijwillige terugkeer van de kinderen als de Centrale Autoriteit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid daarom verzoekt?

Je laten informeren over wat de gevolgen en risico’s zijn als je niet meewerkt aan vrijwillige terugkeer, is van groot belang. Maar ook als je wel overweegt mee te werken, is het goed te weten of je ook dan een risico loopt. Een risico op strafrechtelijke vervolging bijvoorbeeld. Weten wat er kan gebeuren in het land van herkomst met ouderlijke verantwoordelijkheid (gezag) of contact doordat je de kinderen eerder hebt meegenomen. Ook heel belangrijk.

Over het algemeen geldt dat je pas een weloverwogen keuze kunt maken als je goed geïnformeerd bent. Een op-maat-advies is dus belangrijk. Je kunt een eerste contact leggen met het Centrum Internationale Kinderontvoering (www.kinderontvoering.org). Het centrum kan je ook namen geven van gespecialiseerde advocaten in Nederland én in het buitenland. Augusta van Haga van ScheerSanders Advocaten is één van deze advocaten.

Heb ik een advocaat nodig voor de eerste regiezitting bij de rechtbank over de teruggeleiding van mijn kind naar het buitenland?

Wij adviseren u uitdrukkelijk om met een gespecialiseerd advocaat bij de zitting te verschijnen. De belangen in een teruggeleidingsprocedure zijn groot. Het gaat om een ordemaatregel. Een kind moet terugkeren of mag blijven. Er zit niks tussenin. De procedure gaat bovendien snel.

Weten wat jouw juridische positie is, wat je kunt doen, wat de risico’s zijn is belangrijk.
Het Centrum Internationale Kinderontvoering (www.kinderontvoering.org) kan je namen van gespecialiseerde advocaten geven. Augusta van Haga van ScheerSanders Advocaten is één van deze advocaten. Je kunt ook kijken op de website van vereniging van gespecialiseerde kinderontvoeringsadvocaten (https://diallawyers.org/nl/).

Ik ben bang dat mijn kind meegenomen wordt naar het buitenland. Wat kan ik doen?

Op de website van het Centrum Internationale Kinderontvoering (www.kinderontvoering.org) kun je informatie vinden die belangrijk is bij een dreigende kinderontvoering. Zo kun je een overzicht vinden van documenten en/of informatie die je bij de hand moet hebben als de kinderontvoering zich voordoet. Het centrum kan je advies geven over wat je nu kunt doen om kinderontvoering te voorkomen.

Kijk ook eens op de website van de rijksoverheid.

Verder kan je met een advocaat bekijken of het zinvol is om naar de rechter te stappen om de kans op kinderontvoering te verkleinen. Neem daarover contact op met Augusta van Haga van ScheerSanders Advocaten.

FAQ familierecht (gezag en erkenning)

Wat is het verschil tussen erkenning en gezag?

Door erkenning komt een kind in familierechtelijke betrekking te staan tot een ouder. Er ontstaat een onderhoudsplicht, er is recht op omgang en het kind en de ouder staan erfrechtelijk tot elkaar in verhouding.

Gezag is de bevoegdheid om beslissingen te nemen over het kind, zoals schoolkeuze, artskeuze, maar ook welke sporten het kind zal beoefenen. Kort gezegd: een ouder kan pas alle beslissingen over het kind nemen als hij/zij gezag heeft.

Is een moeder in Nederland automatisch de juridische ouder van haar kind en heeft zij gezag?

Een moeder uit wie het kind is geboren staat direct in familierechtelijke betrekking tot het kind en is dus de juridische ouder. Deze moeder heeft ook meteen gezag, als zij ouder dan 18 jaar is.

Een duomoeder, die samen met de biologische moeder van het kind het gezag wil opvoeden, moet een extra erkenningshandeling verrichten voordat zij de juridische ouder van het kind is en heeft op dit moment niet direct gezag. Dit wordt evenwel anders met de goedgekeurde wetswijziging. Alleen het moment van inwerkingtreding van deze wet is nog niet bekend. Dit betekent dat de datum van de geboorte van het kind bepalend zal zijn ten aanzien van de vraag of er gezag is ontstaan voor de duomoeder.

Is een vader/duomoeder/ouder in Nederland automatisch de juridische ouder van hun kind en hebben zij gezag?

Indien een kind tijdens het huwelijk van de ouders geboren wordt, ontstaat er automatisch een familierechtelijke betrekking met de moeder en de partner met wie zij gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Zij zijn dan dus automatisch de juridische ouder. Ook hebben zij automatisch het gezamenlijk gezag.

Indien ouders niet getrouwd zijn, dan heeft de andere ouder dan de biologische moeder niet direct een familierechtelijke betrekking tot het kind en oefent deze ouder het gezag niet uit. Om de juridische ouder van het kind te worden, moet het kind eerst erkend worden en het gezag bij de rechter worden aangevraagd.

Hoe regel je de erkenning van een kind?

Voor, tijdens en na de geboorte van een kind, kan een kind via de gemeente erkend worden. De moeder moet hiervoor toestemming geven. De erkenner moet 16 jaar en ouder zijn, er mag geen huwelijksbeletsel tussen de moeder en de erkenner bestaan, bijvoorbeeld als er een te nauwe verwantschap bestaat, de erkenner mag niet onder curatele staan (dan is toestemming van de kantonrechter nodig) en tot slot mogen er niet al twee ouders zijn.

Hoe regel je het gezag?

Via een formulier bij de rechtbank kan het gezamenlijke gezag aangevraagd worden. Hieraan worden een aantal voorwaarden gesteld:

  • de ouders doen samen de aanvraag
  • de moeder is meerderjarig of meerderjarig verklaard
  • de andere ouder is meerderjarig
  • de vader of duomoeder die het gezag over het kind wil verkrijgen, moet juridisch ouder van het kind zijn
  • de ouders zijn niet met elkaar getrouwd en zij hebben geen geregistreerd partnerschap met elkaar
  • de ouders hebben niet eerder gezamenlijk het gezag uitgeoefend over het kind
  • de ouders zijn geen van beiden onder curatele gesteld
  • geen van beide ouders lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis waardoor hij of zij het gezag niet uit zou kunnen oefenen.
  • het gezag van (een van) de ouders is niet beëindigd (door een gezagsbeëindigende maatregel, een ontheffing of een ontzetting)
  • er is geen derde persoon die het gezag heeft
  • het kind woont in Nederland

Indien u aan deze voorwaarden voldoet, kan het gezamenlijke gezag aangetekend worden in het gezagsregister.

Let op: in de loop van 2022 wijzigt de wet en zal een ouder die een kind bij de geboorte erkent, direct gezag krijgen.

Wat betekent het om samen het gezag te delen met de andere ouder?

Het ouderlijk gezag houdt in dat ouders samen alle beslissingen over het kind moeten nemen. Ouders mogen niet buiten de andere ouder om een besluit nemen. Denk hierbij aan schoolkeuze, verhuizing, medische behandeling, maar ook zaken zoals piercings en vrije tijdsbesteding.

Wat te doen bij problemen met het gezag?

Als ouders er samen niet uitkomen, kunnen zij hun geschil aan de rechter voorleggen. De rechter zal dan een beslissing nemen. Dit kan zowel tijdens het huwelijk als na huwelijk of na de samenwoning. Zo’n procedure is relatief snel. Al binnen een paar weken na het indienen van het verzoek wordt er een zitting gehouden.

FAQ familierecht (omgang)

Wie hebben er recht op een omgangsregeling met kinderen?

Een ouder en iedereen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot een kind staat heeft het recht op omgang met dat kind. Met een nauwe persoonlijke betrekking is geprobeerd om biologische maar niet juridische ouders de ruimte te geven tot contact. In sommige gevallen is het zelfs een omgangsregeling met derden mogelijk zoals grootouders, stief/pleegouders, broers en zussen.

Of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking is zeer afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. De rechter legt de lat daarvoor hoog. Grootouders die regelmatig oppassen is bijvoorbeeld niet voldoende

Welke omgangsregelingen zijn het meest gangbaar?

De traditionele en klassieke omgangsregeling bestond uit omgang tussen de niet-verzorgende ouders en de kinderen tijdens één weekend per veertien dagen. In de huidige tijd, waarbij ouders vaak beiden in deeltijd werken, zien wij ruimere zorg- en co-ouderschapsregelingen.

Veel ouders proberen in overleg tot maatwerk te komen door de weken bijvoorbeeld door de helft te delen. Daardoor hebben ouders de kinderen wekelijks op vaste dagen bij zich en in de weekenden om en om. Of ouders spreken een ‘week op week af’ regeling af of een ruime weekend regeling met in de andere week contact met overnachtingen.

Indien ouders er niet uit komen en de rechter moet en regeling vastleggen, dan is er vaker conflict tussen ouders. Rechters proberen dan de wisselingen zoveel mogelijk via school te laten plaatsvinden en kiezen voor ruime weekendregelingen gecombineerd met nog een contactmoment in de andere week.

Welke omgangsregelingen willen kinderen?

De meeste kinderen willen eigenlijk dat het eerlijk is (dus geen klassieke weekend regeling) en dat er geen strijd over is. De meest kinderen zijn flexibel en kunnen goed tussen twee huishoudens leven, mits er geen strijd is. Naarmate kinderen ouder zijn, willen kinderen meer inspraak hebben. Ook vinden kinderen het dan prettiger om een basis bij één van de ouders te hebben en regelmatig bij de andere ouder langs te gaan. Ook hier geldt dat elk kind weer anders is, waardoor omgangsregelingen echt maatwerk blijven.

Hoe maak je omgangsafspraken?

Voor kinderen en ouders is het van belang dat zij weten wanneer zij elkaar weer zien. Onduidelijkheid over contactmomenten creëert een heleboel spanning bij alle betrokkenen. Hoe maak je afspraken? Simpel: spreek een raamwerk met elkaar af en schrijf dit op. Mochten er nog twistpunten zijn, start dan in ieder geval met de basis en bouw vanuit daar met elkaar naar een ruimere regeling.

Kan je een omgangsregeling wijzigen?

Ja, als er sprake is van een wijziging van omstandigheden kan de omgangsregeling aangepast worden. Denk bijvoorbeeld aan het moment waarop het kind naar de middelbare school gaat of dat een ouder gaat samenwonen. Het is bijna niet mogelijk om ouderschapsplannen op te stellen die gedurende 18 jaar houdbaar zijn. Vaak verandert er veel in het leven van een kind. De wet biedt de mogelijkheid om de regelingen aan te passen, bij voorkeur in onderling overleg. Lukt het niet, dan kan de rechter om een aanpassing gevraagd worden.

Wat betekent het als een ouder de omgang wordt ontzegd?

Soms is omgang niet in het belang van het kind. Dit kan zijn, omdat het kind zelf in een kwetsbare positie zit, maar ook omdat een ouder hiertoe (tijdelijk) niet in staat is. De rechter kan een ouder het recht op omgang ontzeggen.

Dit is mogelijk:

  • als de omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • als de ouder/ degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat niet geschikt of niet in staat is tot omgang;
  • als het kind twaalf jaar of ouder is en zelf ernstige bezwaren heeft tegen de omgang;
  • als de omgang om een andere reden in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Rechters zijn terughoudend met ontzeggingen. Daarbij heeft de Hoge Raad bepaald dat ontzeggingen altijd tijdelijk zijn. Dit betekent dat elke ouder na een jaar weer opnieuw kan vragen om omgang.

Heeft u een advocaat nodig?

Neem contact met ons op!