
Na je pensioen nog optreden als medisch deskundige? Het regionaal tuchtcollege in Zwolle was begin juli 2020 opvallend streng. Op stevige wijze gaf het tuchtcollege de niet-praktiserende arts “in overweging” opdrachten voor medische rapportages “in de toekomst niet meer te aanvaarden.”
Van een inhoudelijk oordeel kwam het overigens niet. Er kan alleen geklaagd worden over BIG-geregistreerden, niet over niet-praktiserende artsen. Klager was dus niet-ontvankelijk. Als lezer van de uitspraak zullen we het moeten doen met de vermelding dat klager het rapport “volstrekt onkundig” vond. We kunnen daarbij aannemen dat de conclusies van de voormalig orthopedisch chirurg over de (gestelde) rugklachten van klager, klager niet zinden.
Dat niet-praktiserende artsen niet aan het tuchtrecht onderworpen zijn, is nu eenmaal een feit.
Dat zij echter nóóit als deskundige zouden mogen optreden, daar zet ik mijn vraagtekens bij. Het tuchtcollege baseerde zich bij haar strenge overweging op de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportage (NVMSR). Deze richtlijn schrijft inderdaad voor dat medische experts als arts moeten zijn ingeschreven in het BIG-register (artikel 4.1). Van richtlijnen kan echter gemotiveerd worden afgeweken. Er zijn vast en zeker onderwerpen waar specifieke niet-praktiserende artsen (nog) veel, zo niet het meeste, over weten.
In praktische zin geldt daarbij dat medische rapportages van niet-praktiserende artsen gewoon als bewijs gebruikt kunnen worden. Dat bevestigde het Gerechtshof Den Bosch zeer recentelijk nog in mei 2020, de rechtbank Midden-Nederland nog in 2019.
Wat mij betreft ligt de ‘clou’ in de bekwaamheid van de arts. Naast bevoegd, moet een arts namelijk ook bekwaam zijn om de medische rapportage te maken. Dat geldt altijd. Praktiserend of niet. Ook artsen die nog vol in hun vak staan, moeten zich bij het opstellen van deskundigenrapportages tot hun expertisegebied beperken.
Probleem blijft dat dat een flinke dosis zelfkennis vergt. Je moet je van je eigen beperkingen bewust zijn om bij een verzoek van de rechtbank aan te geven dat je de bekwaamheid mist. Ik vraag mij af of dat laatste misschien makkelijker is als praktiserend arts, wanneer vakgenoten, collega’s en patiënten nog dagelijks je bekwaamheid op de proef stellen. Het is wat mij betreft echter in eerste plaats aan de (niet-praktiserende) arts om die afweging te maken, met uiteraard de richtlijn in het achterhoofd.