Op het moment dat een werkgever de kosten draagt voor een opleiding van de werknemer, zal de werkgever deze investering willen terugverdienen. Om te voorkomen dat een werknemer na afronding overstapt naar een concurrent, komen werkgevers veelal een studiekostenbeding overeen. Hierin staat beschreven dat de werknemer verplicht is om (een deel van) de door werkgever gemaakte studiekosten terug te betalen als de werknemer tijdens of na de opleiding zijn baan opzegt. De Europese Unie heeft een richtlijn uitgevaardigd waardoor het overeenkomen van dergelijke studiekostenbedingen aan banden wordt gelegd.
Europese richtlijn
Op grond van de Europese Richtlijn dient de Nederlandse overheid vóór 1 augustus 2022 de wet zodanig aan te passen dat de kosten van een verplichte opleiding niet meer op de werknemer verhaald kunnen worden. Daarvoor is al een wetvoorstel ingediend. Dat voorstel zal dus naar verwachting deze zomer in werking treden.
Huidige regels studiekostenbeding
De voorwaarden waaronder tot nu toe een studiekostenbeding overeengekomen kan worden, zijn volgens de rechtspraak als volgt.
- Een studiekostenbeding moet schriftelijk worden overeengekomen, nu een werknemer expliciet moet instemmen met de regeling; en
- De terugbetalingsverplichting moet naar evenredigheid verminderen met het voortduren van de arbeidsovereenkomst na afronding van de opleiding. Denk bijvoorbeeld aan een terugbetaling van 80% na het 1e jaar, 60% na het 2e jaar en 40% na het 3e jaar. Dit wordt de glijdende schaal genoemd; en
- De redelijkheid en billijkheid kunnen zich ertegen verzetten dat de werkgever zich op de studiekostenregeling beroept. Denk aan de situatie waarin de werkgever het initiatief tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst neemt – bijvoorbeeld tijdens de proeftijd – of wanneer een opleiding heel erg duur is.
Verplichte opleiding kosteloos
Op basis van de nieuwe wetgeving dient een werkgever een opleiding kosteloos aan een werknemer te verstrekken, indien die opleiding op grond van de wet of cao verplicht is gesteld om het werk waarvoor die werknemer is aangenomen uit te voeren. Een beding waarbij deze kosten van scholing worden verhaald op of verrekend met het loon van de werknemer, is nietig.
Opleidingstijd
De opleiding moet bovendien worden meegeteld als arbeidstijd en, indien mogelijk, moet de opleiding tijdens de werkuren plaatsvinden. Dus niet alleen de opleiding maar ook de tijd die de werknemer daaraan moet besteden, komen voor rekening van de werkgever.
Uitzonderingen
Voor niet verplichte beroepsopleidingen, de zogenaamde gereglementeerde beroepen geldt de nieuwe wetgeving niet. Daarvoor kan dus nog wel rechtsgeldig een studiekostenbeding worden overeengekomen. Denk aan beroepen als fysiotherapeut, beëdigde tolk/vertaler, verpleegkundige. Maar, als de opleiding toch in bijvoorbeeld de cao verplicht wordt gesteld voor de uitoefening van het beroep, is het studiekostenbeding toch alsnog nietig.
Bestaande studiekostenbedingen
Volgens de memorie van toelichting biedt de richtlijn geen ruimte voor een overgangsrecht. De wet zal dus per 1 augustus 2022 onmiddellijke werking hebben. Dat houdt in dat een studiekostenbeding dat zowel vóór als na 1 augustus 2022 is afgesloten en kort gezegd ziet op verplichte opleidingen vanaf 1 augustus 2022 nietig is.
Tot slot
Als gevolg van de komende wetswijziging is het dus voor werkgevers van belang om eens goed naar bestaande en nieuw overeen te komen studiekostenbedingen en scholingsregelingen te kijken. Bij twijfel, neem vooral contact op met onze arbeidsrecht advocaten. Zij kunnen u snel en kundig adviseren.